Howdy folks!
Dit is de vijfde van vijf dagen in Nashville, Music City USA, en we keren straks naar huis terug. Niet zonder de aanschaf van een echte Stetson en een paar cadeautjes. Wat hebben wij geleerd? Jack Daniel's is, zoals ik al vreesde, niet mijn favoriete whiskey, laat staan whisky. Je bent een turf-man of je bent een verbrande karamel-vanille-man en ik ben duidelijk een turf-man. Leve de Scotch Single Malt, leve de eilanden. Alleen een Jack & Coke of een Jack & Ginger kan ik nog echt pruimen - maar als je tot een cocktail moet overgaan om van het spul te genieten, schort er iets - en met het mes op de keel kies ik voor een Gentleman Jack (die is tweemaal door de steenkoolfilter gegaan). Niet dat die lieve Amerikanen niet ontzettend hun best gedaan hebben, met veel vettig en gesuikerd eten, 120 USD zakgeld, optredens van tweederangs Britse bands, shoppingactiviteiten en natuurlijk gevaarlijk veel drank.
Er viel hier in Nashville en in Lynchburg (waar Jack D. wordt geproduceerd) niet ontzettend veel te beleven maar het was wel interessant om in de States te zijn, uiteindelijk de eerste keer dat ik verder naar het Westen trek dan New York. Hoogtepunten waren een optreden van een rockabilly-band op Broadway en een bezoek aan het Country Museum waar ik op een van de vele grote schermen Wanda Jackson aan het werk kon zien, in een iets frissere verpakking dan vorig jaar in Hof ter Lo.
De Zuiderlingen zijn een zeer bereidwillig en bijna al te vriendelijk volkje. Voortudurend regent het How are you todays en ze verwachten nog een antwoord ook. Door die doorgedreven en vaak ook commercieel gedreven vriendelijkheid krijg ik alvast het gevoel dat ze niet altijd het achterste van hun tong laten zien. Voorts is Nashville me iets te clean, kan het hier geweldig hard regenen. De volgende keer dat ik naar de States kom, zou ik toch liever opteren voor nog eens NY, San Francisco, Los Angeles of New Mexico. Of wat Nationale parken doen.
24.3.08
Jack Daniel's
Goed, ik mag naar Amerika, meer bepaald naar Nashville, Tennessee en nog meer bepaalder naar Lynchburg, alwaar zich de distilleerderij van Jack Daniel's bevindt. Dank u Filip van het Magazine! Die Jack Daniel's is niet eens mijn favoriete whisky, maar bon, een gratis tripje naar de States slaan we niet af, zeker nu daar voor twee derde van de prijs iPods, digitale spiegelreflexen en meer hebbedingetjes te krijgen zijn. (Ik denk nog aan kleren, sportschoenen, een nieuwe rugzak). In deze paranoïde tijden blijkt het echter niet supergemakkelijk om toegang te verkrijgen tot de States. Als journalist moet je om een of andere mij onbekende reden een visum aanvragen waarin je moet vertellen van welke verenigingen je ooit lid bent geweest en naar welke landen je de afgelopen tien jaar zoal bent geweest. (Is dat geen inbreuk op de persvrijheid of alleen maar op de privacy?) Voorts is nog een brief van de werkgever vereist. Het wordt pas echt Kafkaïaans als blijkt dat je een afspraak moet maken met de ambassade via een telefoonnummer waardoor je bij een callcenter terecht komt waar men je eerst 15 euro laat afdokken via je Visa-kaart voor er maar één inlichting wordt gegeven. Een of andere Nederlandse robot bemandde de telefoon en raadde me zelfs aan om een bewijs van financieel vermogen mee te brengen om te bewijzen dat ik het vijf dagen zou kunnen uitzingen in de States. Hij dacht daarbij aan bankuittreksels van de laatste drie maand en de aankoopakte van mijn huis. No kiddin'. Daar was aan het loket geen sprake van, maar zo'n man moet blijkbaar zoveel mogelijk opsommen om toch maar niet in de problemen te komen. De ambassade geraak je ook zomaar niet binnen, daarvoor is een half huizenblok in de Brusselse ambbassadewijk afgezet met Friese ruiters. Securitas-jongens en politie-agenten houden iedereen tegen die er binnen wil. En voor je binnenmag stopt een Securitas-jongen je een rond stuk papier toe dat je tussen je handen moet wrijven om te testen of je in aanraking bent geweest met explosieven. Gelukkig was het nieuwjaarsvuurwerk al een tijd achter de rug en ook buskruitresten van de verjaardagsvuurpijlen voor Hadewych waren blijkbaar voldoende van me afgewassen, want ik mocht binnen. En dan heb je op voorhaand al een formulier ingevuld waarop staat dat je geen lid bent van een terroristische organisatie en nog niet hebt deelgenomen aan een gewapend conflict. De mensen achter het loket en de consul in het bijzonder waren nog wel jofele kerels, die vrolijk meesmuilden over de aard van mijn journalistieke opdracht. Zou ik, nu mijn vingerafdrukken al zijn geregistreerd en ik in het bezit ben van een heus visum, de VS binnenmogen zonder de belachelijke ondervragingen die daar nu blijkbaar schering en inslag zijn aan de grens? Half april weet ik het antwoord.
27.2.08
Muziek
Het is geleden van sinds het betreurde etherbeat.com dat ik me zo goed geamuseerd heb bij een internetradio. Via de eclectic lijst van de Itunes radio kwam ik op een mooie dag terecht bij Luxuria Music. De muziek doet mij vooral denken aan die paar cd's van Tipsy die ik al lang niet meer heb gedraaid, maar ze beschrijven het zelf veel treffender als 'Exotica, Lounge, Space Age Bachelor Pad, Bossa, Bollywood, Bubblegum, Soft-Psych, Go-Go, Latin Jazz'. Alleen vervelend van die reclames tussendoor voor kredietkaarten die ik echt niet nodig heb.
16.12.07
Tanzania
Sinds een week terug uit Tanzania, waar ik tien dagen verbleef voor een bijlage van Vredeseilanden die in januari bij Het Nieuwsblad zit. Eerste keer Afrika, dan moet er vanalles door je heen gaan en schijnt je leven te veranderen. Voor zo ver je na een week al kunt spreken over blijvende veranderingen: ik ben nog geen enkele keer boos geworden in het verkeer of op mijn kinderen. Ik help meer mensen op straat. En ik ben tevredener met wat ik heb. Ik geniet ook meer van de kou dan anders. We zullen zien of dat allemaal blijvende gevolgen zijn. Tien dagen is niet lang, maar het was wel intens. De eerste zes dagen zat ik in Morogoro, waar Christophe C. en Bart W. nu al zeven jaar lang aan hun rattenproject werken. Ze wonen er met hun vriendinnen en kinderen op de campus van de SUA-landbouwuniversiteit, een klein stukje paradijs tegen de heuvels van de omliggende bergen. Het leven van de expat met alles erop en eraan. Een Britse school voor de kinderen, twee nanny's in huis, een tuinman, een watchman voor 's nachts. Judy van Christophe haastte zich om zich te verontschuldigen voor hun vele personeel. Later hoorde ik dat zij hun mensen veel beter betalen dan hun buren. Hoe dan ook is personeel zeer betaalbaar en je helpt er - in hun geval - vier andere gezinnen mee. Er is niets neokoloniaals aan, al is het natuurlijk best wel comfortabel. Je kan elke middag thuis gaan opeten wat de nanny heeft klaargemaakt, ze doen ook de was en de plas. En dankzij een tuinman hoef je nooit in je tuin de werken en ziet die er toch geweldig uit.
Het contrast met waar Vredeseilanden ons (ik was niet langer in mijn eentje maar in het gezelschap van de door Vredeseilanden uitgenodigde en erg sympathieke Zohra) naartoe bracht was groot. Same is een droog stadje dicht tegen de Keniaanse grens, met acuut waterterkort en veel armoede. Mensen hebben er geen stromend water in hun huis, het water wordt in jerrycans verkocht of je moet zelf naar een van de weinige kraantjes. Ik verbleef hier op de boerderij van Dinna, die de drie kinderen van haar oudere zus in huis had: Julius, Janet en Aman (foto).
Aman is veertien jaar en kan zich zeer goed uit de slag trekken in het Engels, omdat hij in Dar Es Salaam op een privéschool zit. Met hem heb ik het meest gepraat, hij is een hele sympahtieke en slimme kerel. Wil later ingenieur worden om de infrastructuur in Same - water en wegen - in orde te brengen. Zou hem dat lukken? Zou zijn vader geld genoeg hebben om hem naar de universiteit te sturen? Alles is in Tanzania voor ons redelijk goedkoop en voor hen redelijk tot heel duur. Mensen komen met echt heel weinig rond en doen er maanden over om bedragen te sparen die wij achteloos uitgeven. En toch zijn ze allemaal positief, hoopvol en lijken ze gelukkig. Dat is het cliché dat je vaak over Afrika hoort vertellen, maar het blijkt nog te kloppen ook. Er is, denk ik, ook de nodige trots mee gemoeid. Ook al hebben mensen het niet breed, je wordt overal waar je komt met eten en drinken volgestouwd, terwijl je ze zelf vaak niet ziet eten. Of ze geven je hun beste kamer om in te slapen en kruipen zelf met zijn allen op een matras in de voorraadkamer. Trots, en gastvrijheid, en gulheid in een mate die wij niet meer kennen. Behulpzaamheid ook. Op straat kan je geen halve minuut naar iets staan zoeken, of iemand komt je helpen om de weg te vinden en loopt heel de weg met je mee. Toen dat me eens overkwam, was ik de hele tijd aan het denken wat die kerel van me zou willen. Moest ik hem een fooi geven? Had hij in mij een westerse vetpot gezien? Waar bracht hij me eigenlijk naartoe? Toen we op de plaats van mijn bestemming aankwamen nam Mohammed, zoals hij zich had voorgesteld, beleefd afscheid van me. Hij nodigde me uit om een bezoek te brengen aan zijn huis wat verderop. Hij had me dus alleen maar geholpen omdat ik er een verdwaalde buitenlander uitzag en hij vond het blijkbaar leuk om een babbeltje te maken, over zijn studies te spreken en misschien zijn Engels wat te oefenen. Daar was ik dus wel even van ontroerd en ik nam me voor om mijn vooroordelen aan de kant te zetten.
De Tanzanianen zijn zonder uitzondering vriendelijk en hulpvaardig, maar ze hebben ook hun nadelen. Zeker de mannen houden van praten en iets minder van handelen. Het gaat er daardoor wel eens wat minder efficiënt aan toe dan bij ons. Ook de gastvrijheid heeft zijn schaduwzijde, zeker als je meer dan vijf keer bij verschillende mensen terecht komt op een dag, en telkens weer wat moet eten en liefst een tweede keer opscheppen om niet onbeleefd te zijn.
Misschien heeft ook het volgende met beleefdheid te maken: als je een heel directe vraag stelt, geven ze soms op iets anders een antwoord. Maar misschien heb ik gewoon nog niet genoeg geduld en besef ik onvoldoende dat je eerst mekaar een beetje moet leren kennen, vertellen over hoe mooi je het land vindt en iets over jezelf vertellen, voor er iets als een vertrouwensband is en je dieper tot de zaken kunt doordringen.
Het contrast met waar Vredeseilanden ons (ik was niet langer in mijn eentje maar in het gezelschap van de door Vredeseilanden uitgenodigde en erg sympathieke Zohra) naartoe bracht was groot. Same is een droog stadje dicht tegen de Keniaanse grens, met acuut waterterkort en veel armoede. Mensen hebben er geen stromend water in hun huis, het water wordt in jerrycans verkocht of je moet zelf naar een van de weinige kraantjes. Ik verbleef hier op de boerderij van Dinna, die de drie kinderen van haar oudere zus in huis had: Julius, Janet en Aman (foto).
Aman is veertien jaar en kan zich zeer goed uit de slag trekken in het Engels, omdat hij in Dar Es Salaam op een privéschool zit. Met hem heb ik het meest gepraat, hij is een hele sympahtieke en slimme kerel. Wil later ingenieur worden om de infrastructuur in Same - water en wegen - in orde te brengen. Zou hem dat lukken? Zou zijn vader geld genoeg hebben om hem naar de universiteit te sturen? Alles is in Tanzania voor ons redelijk goedkoop en voor hen redelijk tot heel duur. Mensen komen met echt heel weinig rond en doen er maanden over om bedragen te sparen die wij achteloos uitgeven. En toch zijn ze allemaal positief, hoopvol en lijken ze gelukkig. Dat is het cliché dat je vaak over Afrika hoort vertellen, maar het blijkt nog te kloppen ook. Er is, denk ik, ook de nodige trots mee gemoeid. Ook al hebben mensen het niet breed, je wordt overal waar je komt met eten en drinken volgestouwd, terwijl je ze zelf vaak niet ziet eten. Of ze geven je hun beste kamer om in te slapen en kruipen zelf met zijn allen op een matras in de voorraadkamer. Trots, en gastvrijheid, en gulheid in een mate die wij niet meer kennen. Behulpzaamheid ook. Op straat kan je geen halve minuut naar iets staan zoeken, of iemand komt je helpen om de weg te vinden en loopt heel de weg met je mee. Toen dat me eens overkwam, was ik de hele tijd aan het denken wat die kerel van me zou willen. Moest ik hem een fooi geven? Had hij in mij een westerse vetpot gezien? Waar bracht hij me eigenlijk naartoe? Toen we op de plaats van mijn bestemming aankwamen nam Mohammed, zoals hij zich had voorgesteld, beleefd afscheid van me. Hij nodigde me uit om een bezoek te brengen aan zijn huis wat verderop. Hij had me dus alleen maar geholpen omdat ik er een verdwaalde buitenlander uitzag en hij vond het blijkbaar leuk om een babbeltje te maken, over zijn studies te spreken en misschien zijn Engels wat te oefenen. Daar was ik dus wel even van ontroerd en ik nam me voor om mijn vooroordelen aan de kant te zetten.
De Tanzanianen zijn zonder uitzondering vriendelijk en hulpvaardig, maar ze hebben ook hun nadelen. Zeker de mannen houden van praten en iets minder van handelen. Het gaat er daardoor wel eens wat minder efficiënt aan toe dan bij ons. Ook de gastvrijheid heeft zijn schaduwzijde, zeker als je meer dan vijf keer bij verschillende mensen terecht komt op een dag, en telkens weer wat moet eten en liefst een tweede keer opscheppen om niet onbeleefd te zijn.
Misschien heeft ook het volgende met beleefdheid te maken: als je een heel directe vraag stelt, geven ze soms op iets anders een antwoord. Maar misschien heb ik gewoon nog niet genoeg geduld en besef ik onvoldoende dat je eerst mekaar een beetje moet leren kennen, vertellen over hoe mooi je het land vindt en iets over jezelf vertellen, voor er iets als een vertrouwensband is en je dieper tot de zaken kunt doordringen.
28.9.07
Dell
Als kleine zelfstandige moet ik weer een nieuwe laptop kopen. Dat moet niet echt, maar met de interessante afschrijvingen en de fiscale aftrekbaarheid en het maken van kosten waar ze zoveel over vertellen en ik zo weinig over begrijp, blijkt dat dus wel interessant te zijn. Dus koop ik trouw om de 3 jaar een nieuwe pc, een nieuwe laptop, een nieuwe tweedehands auto. Mijn gps heeft uit zichzelf nog niet meer dan 1 jaar meegegaan en geen enkele gsm heeft het al langer dan twee jaar bij me uitgehouden, dus dat zit ook allemaal wel goed. Het komt allemaal neer, als ik het goed begrijp, op een eenvoudige keuze: ofwel belastingen betalen ofwel spullen kopen en die van je belastingen aftrekken. Zal wel niet helemaal kloppen, want ik betaal bij mijn weten nog geen 50% belastingen. Maar anderzijds: als ik de economie niet draaiend houd, wie zal het dan wel doen? Het plezante is dat je zo voor elk gebruiksvoorwerp om de drie jaar eens lekker kunt nadenken wat je nu weeral zult kopen. Mijn huidige laptop is een Acer TravelMate 4500 en daar ben ik best tevreden over, in tegenstelling tot mijn merkloze pc, die ik in dezelfde buurtwinkel heb gekocht en die steeds weer te wensen overlaat. In principe ben ik wel erg voor buurtwinkels. Ik ga ook wel graag naar giganten als Mediamarkt en Fnac, om respectievelijk koopjes te doen en naar mooie spullen te kijken, maar ik geloof ook in service en advies, en die dacht ik te krijgen bij de ongelooflijk sympathieke kerel van Star Line Computers. Geweldig chaotisch winkeltje in de Berchemse Driekoningenstraat, behulpzame kerel, maar met slechts een probleem: hij lijkt er op een of andere manier van uit te gaan dat het goedkoopste het beste is en dat je zelf ook best een beetje graag aan computers klooit. Nu heb ik wel graag iets goedkoops dat heel goed werkt, al weet ik niet of dit leven mij dat gunt (mijn schoonbroer Japy stoeft altijd over zijn wonderlijke Medion-aankopen bij de Aldi, de twee keren dat ik er iets kocht, crashte het binnen de twee weken). Maar ik wil toch liever iets duurders dat altijd goed werkt en waar ik niet naar moet omkijken. De Starline-kerel was er na twee keren configureren en het helemaal opnieuw formatteren van mijn harde schijf dan wel in geslaagd om uiteindelijk mijn pc in staat te stellen om een of ander goedkoop programma te laten lopen waarmee ik vhs-video kan importeren, tv mee kan opnemen en alle videobestanden mee kan monteren, na de laatste crash kan het ding niet eens Windows Media Player spelen zonder te crashen en krijg ik steeds weer foutmeldigen dat mijn licentie van Windows niet geldig is. Ik begin zo'n beetje te vermoeden dat de Starline-man een kleine piraat is en zal me dan toch noodgedwongen voor mijn volgende aankoop wenden tot het grootkapitaal in de vorm van Dell, met next business day garantie en alles erop en eraan. Want ik heb echt geen tijd om nog meer te liggen klooien met een misschien wel erg performant en goedkoop maar onvolkomen systeem. Sorry buurtwinkel en hallo Michael Dell.
24.7.07
Schoonmaak
Mijn werkvrouw is nogal eigenzinnig. Vandaag kon ik haar niet beletten een koeienhuid die al jaren in mijn bureau ligt onder handen te nemen. Bij het stofzuigen stoorde het haar dat een aantal hoekjes omkrullen en ze heeft er nu niet beter op gevonden dan die hoekjes met duimspijkers vast te kloppen, ondanks mijn voorzichtig protest. Voorzichtig, want ik vind dat je ieder zijn job moet laten. Zij bemoeit zich gelukkig ook niet met de mijne. Erger vond ik het toen ze eens de volledige klimopplant liet belanden in de tuin van de buurman, die sowieso al niet tegen ons spreekt. Of die keer dat ze vuurtje stookte in de tuin, terwijl ik mijn andere buurman vraag om dat vooral niet te doen. Als we even met vakantie zijn geweest, is het ook altijd spannend hoe we ons huis zullen aantreffen. Deze keer waren alle zetels en de tv van plaats veranderd en was de living zo een stuk gezelliger geworden. Het is niet de eerste schoonmaakster die zulke dingen doet. Volgens mij zijn werkvrouwen vaak gerateerde binnenhuisinrichters.
28.6.06
24.6.06
14.6.06
Pyreneo express
De goed georganiseerde trekker verbeuzelt zijn tijd niet met autorijden, maar doet nog snel nieuwe krachten op, om de anderen straks een poepje te laten ruiken. Let ook op de afwezigheid van pukkels.
Een trekking staat of valt met absolute gehoorzaamheid aan de leider. Zelfs al is het een medeleider, de boodschap is: luisteren.
De hoofdleider draagt zijn tuppers vol tomaten al tegen zijn maagwand om ze aan het idee te laten gewennnen dat ze binnen de vijf dagen verorberd zullen worden. Zo komen alvast de tomaten niet voor verrassingen te staan.
De col de l'Homme Mort, de plaats waar de eerste keer wordt gestorven en verrezen. Hallelujah.
30.10.05
IJsland
Tijdens de ijsstorm wordt er meer stilgestaan dan gereden. De ene na de andere 4x4 rijdt vast in metersdiepe sneeuwhopen. De diesels worden achtergelaten met bevriezingsverschijnselen, maar de helden van LandRover zetten stug door, met één man die voor de auto's uitloopt en de sneeuw peilt.
David lijkt onvermoeibaar en heeft de volledige 20 km (in 15 uur) wellicht helemaal te voet afgelegd.
De cavalerie in de vorm van Bigfoot de superjeep.
Tijdens de redding wordt het pas echt gevaarlijk als ook de superjeep zich vast rijdt en bij het lostrekken de kabel springt. Ruit gebroken, gelukkig alleen wat glassplinters in het interieur. Tamara uit New York die vooraan zat komt even bij.
De grote man met de kleine piepstem en de grote jeep. Kitty - fijne nickname - leerde ons zeggen: Tak velig. Veel dank. Bij deze.
IJsland
Gelukkg de enige ijsbeer die we hebben gezien. Naar het schijnt willen ze wel eens aan komen spoelen op een ijsschots, maar dankzij de waakzame schaapsherders is hun geen lang leven beschoren. Ook verkrijgbaar als vloermat in de speciaalzaak.
Fotograaf Nick Dimbelby aan het werk
Yves van Le Soir na een portie ruitenvegen
Even een frisse neus gehaald